Voor je aan het echte schilderwerk kan beginnen moet je er voor zorgen dat de ondergrond volledig verfklaar is, dat wil zeggen: vast en egaal. Doe je dit niet, dan bestaat de kans dat de verf niet goed hecht. Gaatjes, scheurtjes en barsten vul je op met plamuur. Een verpoederde ondergrond moet je eerst fixeren. De muur is verpoederd als je met je handpalm over de muur wrijft en er poedersporen achterblijven.
Steek alle loszittende delen weg met een plamuurmes en gebruik een verfkrabber om scheuren groter te maken. De driehoekige vorm van de krabber zorgt ervoor dat de scheur v-vormig wordt waardoor het vulmiddel beter kan hechten.
Maak het vulmiddel aan door het poeder te mengen met water (kijk op de gebruiksaanwijzing van de verpakking) en roer het tot een gladde pasta. Je kan ook een kant-en-klaar vulmiddel gebruiken en deze stap overslaan.
Maak de scheur met behulp van een plantenspuit vochtig. Zo zal de ondergrond minder zuigen. Neem wat vulmiddel op het plamuurmes en strijk dit over de scheur. Werk verder tot de hele scheur gevuld is.
Na het drogen zal je merken dat het vulmiddel wat gekrompen is. Strijk daarom nog één of twee keer vulmiddel over de scheur tot deze helemaal gevuld is.
Het is altijd beter om de scheur in 2 à 3 keer te vullen dan te proberen haar in één keer propvol te plamuren. Door het aanbrengen van te veel plamuur verleng je de droogtijd immers aanzienlijk en zal je nadien ook extra veel schuurwerk hebben.
Laat het vulmiddel volledig drogen en schuur lichtjes op voor het schilderen.